Vergeving


Als vergeven zoveel pijn doet…

wpid-picsart_10-07-12.29.29.jpgOngeveer tien jaar geleden was ik met een van mijn beste vrienden op een volksfeest in de plaats waar ik geboren ben.
(Eigenlijk was ik er met mijn hele vriendengroep, maar deze anekdote gaat vooral over mij en die ene vriend, laten we hem Q. noemen.)

Q. en ik stonden samen met onze andere vrienden te staren naar een apparaat dat in een paar minuten tijd alle natuurkundige wetten tartte door tegelijkertijd omhoog, omlaag, linksom, rechtsom, naar voren en naar achteren te bewegen, of dat in series van misselijkmakende combinaties in ieder geval te proberen.

We waren elkaar en vooral onszelf, zoals het een doodnormaal stel pubers betaamd,  ervan aan het overtuigen dat ‘wij daar echt wel in durfden’.

Ik werd nog druk in beslag genomen door het dilemma van ‘de waardige, maar kinderachtige toeschouwer’ versus de dappere, maar overgevende deelnemer’, toen ik tot mijn schrik een van de daders zag die mij als kind heeft misbruikt.

Als je schrikt, denk je niet meer goed na: Heel normaal, begrijpelijk en psychologisch verklaarbaar, maar totaal niet handig. Wat ik dus deed was weglopen uit de vertrouwde veiligheid van mijn vriendengroep naar een rustig plekje op het terrein waar, ik geef toe, de dader niet was, maar verder ook verbijsterend weinig anderen. Q. die had ingeschat wat er ongeveer gebeurd was, kwam me achterna om me te troosten en gerust te stellen.

Het werkte: In Q.’s armen voelde ik me meteen een heel stuk veiliger.  Ik deed mijn ogen dicht en gaf me eraan over. Hij hield me vast, streek over mijn rug en we praatten zachtjes over de reden dat ik zo geschrokken was. Na een tijdje werd mijn hartslag weer normaal en begon ik me te ontspannen.

Ik deed mijn ogen weer open en toen ging alles opeens gruwelijk mis.

Over Q’s schouder keek ik recht in het gezicht van dader nummer twee. In een oogwenk was hij me tot op minder dan een meter afstand genaderd en stond zijn volledige vriendengroep in een halve cirkel om ons heen, waardoor, met de gesloten oliebollen- en suikerspinnenkraampjes in onze rug, alle ontsnappingsroutes waren afgesneden.

Ik verstijfde.

‘Twee’s’ blik boorde zich in mijn ogen, maar het was Q. die hij als eerste aansprak. Hij gaf hem een High Five en zei: “Zeg Q, wat moet jij nou met *MijnAchternaam*?!” (Ja, het klopt dat hij Q. bij zijn naam aansprak. Ze kenden elkaar, van gezicht, zoals dat zo vaak gaat in kleine, regionale ‘ons kent ons’ -gebieden. Maar om precies die reden had ik Q. nooit eerder de identiteit van mijn daders verteld, waardoor de situatie zich nu ontvouwde met zo’n abruptheid en zo’n snelheid, dat het alleen nog maar heel, heel erg fout kon gaan).

Q. was overvallen: Hij wist dat er iets niet klopte, maar het ging allemaal te snel om er goed over na te denken. Hij beantwoordde de  High Five en mompelde zelfs een antwoord  op de gestelde vraag. Dit had het effect waarvan ik me nu realiseer dat ‘Twee’ het bewust probeerde te creëren: Ik voelde me volledig geïsoleerd.
Geïsoleerd en bang:

“Ik ben helemaal alleen”

“Hij gaat me pijn doen”
“Hij gaat me straffen omdat ik ontsnapt ben”
“Hij gaat me vermoorden”

“Niemand gaat me helpen”

Ik denk dat ik op dat punt zelfs gestopt was met ademhalen.

Terwijl ‘Twee’ weer tegen Q. sprak,  keek ik naar zijn vrienden. Ik zocht naar ontsnappingsmogelijkheden, maar die waren er niet. De formatie bleef gesloten. ‘Twee’ vertelde Q. ondertussen dat hij wel eens even een boekje over me zou open doen: Q. kon maar beter niet met me omgaan, was zijn advies. Ik ben namelijk een slet, altijd al geweest ook. Vervolgens begon hij uiteen te zetten, waarom dat zo zou zijn.

Ik zocht ondertussen in de ogen van ‘Twee’s’ vrienden: Geen mededogen. Niks.
Ik keek naar Q, Q keek naar ‘Twee’. “Help me, alsjeblieft, alsjeblieft!” schreeuwde ik in mijn hoofd, maar ook niks. De blik in zijn ogen was leeg. Hij leek me niet eens te zien, wat voor mij voelde alsof hij me niet wilde zien. Hij ook niet, de jongen die ik als een van mijn beste vrienden zag en die me altijd verteld had dat ik nooit meer bang hoefde te zijn.

Spierwit was hij; Hij had zich inmiddels gerealiseerd met wie we te maken hadden en het gevaar waarin ik me bevond.  Maar net als alle andere toeschouwers, deed hij niets.

Niets.
Niets.
Niets.

Zoveel mensen, maar zo alleen.

Ergens tijdens ‘Twee’s’ uiteenzetting richtte deze opeens het woord tot mij: ” Jouw vader heeft me geslagen, *MijnAchternaam*!” (Ook dat klopt: Mijn vader heeft ze eens een pak rammel gegeven omdat hij ze betrapte toen ze me in elkaar sloegen, terwijl ik naar huis kroop. Ik was op mijn nieuwe rolschaatsen die ik daarna nooit meer wilde dragen en kon door de wieltjes onder mijn voeten niet meer overeind komen. Papa was toevallig vroeg thuis, aan het werk in de tuin en hoorde mijn gehuil al van ver. Wat er toen volgde heeft zo’n indruk op ‘Twee’ gemaakt dat het het eerste was wat hij aanhaalde toen hij me uiteindelijk direct aansprak)

“Jouw vader heeft me geslagen, *MijnAchternaam*!”

Gek genoeg is er altijd een deel in mij dat heel verzettelijk is. Het is als een slapende vulkaan en explodeert langs gaten en spleten als ik in een situatie kom dat ik moet vechten. En hoe erg het daar uiteindelijk ook van wordt, op de een of andere manier moet ik het altijd eerst geprobeerd hebben.

Het verzettelijke deel ontwaakte.
Het verzettelijke deel deed mijn mond open en sprak:

“Dat had je verdiend”

Ik weet niet waarom ik het zei. Voor de woorden uit mijn mond kwamen, had ik er niet eens over nagedacht om ze te zeggen of zelfs maar te voelen. En toen ze mijn mond uit waren en ik ze nog steeds niet voelde, zag ik hoe de kou in zijn ogen nog meer verkilde en ik wist dat het stom geweest was, maar ik nam mijn woorden niet terug. Het verzettelijke deel in mij weigerde dat.

‘Twee’s’ woorden werden nog genadelozer van aard. Hij begon nu details te beschrijven, terwijl hij mijn blik vasthield met zijn ogen. Woorden als zweepslagen en zijn ogen dwongen me mee terug naar toen en daar. Ik voelde de dingen die hij zei. Ik probeerde me er tegen te verzetten, rustig te blijven, ik smeekte Q. opnieuw in mijn hoofd om me te helpen. Ik probeerde het beven van mijn lijf onder controle te houden.

Als ik zeg dat ik bang was, is dat een understatement: Het voelde alsof ik dood zou gaan. Vanaf hier kan ik me de omgeving ook niet goed meer herinneren, omdat ik het contact daarmee verloor. Ik weet niet hoe zijn vrienden keken toen ‘Twee’ die details noemde, want ik keek niet meer naar ze. Ik weet alleen dat ze niets deden, nog steeds niet. En Q. ook niet. Ik legde me erbij neer dat het zo was. Hij zou me niet helpen. Hij zou me nog niet helpen als ‘Twee’ zijn woorden weer zou gaan uitvoeren. Hij zou toekijken en wachten tot het voorbij was. Kennelijk was ik het niet waard om te helpen.

Dit was het laatste duwtje naar me weer verloren en volledig overgeleverd voelen.

Het was voorbij. Hij had me. Vluchten heeft geen zin. Niemand wil me helpen, zelfs Q. niet. Ik ben waardeloos. Het is afgelopen. Ik kan maar beter meewerken, dan is het misschien sneller voorbij.

“Vroeger probeerden ‘Een’ en ik jou altijd te verkrachten!”

Nee.

NEE.

NEE!

Ik dacht niets. Ik zei niets. Ik deed zelfs niets, eerst niet in ieder geval.

En toen opeens zag ik mezelf ‘Twee’ opzij duwen en door de groep heen breken en rennen, rennen, rennen.

Rennen tot ik veilig was. Rennen.

Ik keek niet of Q. meekwam. Ik was immers alleen.

Ik vond mijn vrienden. Sommigen van hen hadden ook door dat er iets gebeurd was. Ik weet nog hoe een andere hele goede vriend van me, C, me vasthield en de juiste vragen stelde. Ik weet nog de verwijten die hij Q., die opeens toch ergens vlakbij me bleek te zijn, maakte en de woorden die hij gaf aan de chaos in mijn hoofd.

Verder kan ik me niet veel meer van die avond herinneren.

Na deze gebeurtenis, was er voorgoed iets kapot in de vriendschap van Q. en mij. Ik voelde me uitgeleverd en in de steek gelaten en hoewel ik wist en voelde dat Q. het niet zo bedoeld had, was de situatie zo ontzettend traumatisch voor me geweest, dat alleen het samen zijn met Q. soms al genoeg was om me te overspoelen met al die intense emoties en die verschrikkelijke angst en machteloosheid die ik toen gevoeld had.

Q. was belangrijk voor me. Ik gaf heel veel om hem. Ik probeerde het echt; Ik wilde hem zo graag vergeven, maar ik wist niet hoe en er was iets onherstelbaar beschadigd. Kleine irritaties, zoals dat punctuele Q. eens een keer tien minuten later op een afspraak kwam (terwijl ik zelf zelden ergens op tijd was), waren genoeg om het hele vat met emoties open te trekken: Allesverwoestende ontploffingen.

De woede-uitbarstingen waren het ergst. Voor Q. in ieder geval. Voor mij hadden ze als functie dat ik, zolang als ik tegen hem schreeuwde, ook mijn eigen angst, pijn en verdriet kon overschreeuwen.

Ik was genadeloos.
Ik heb Q. eens verweten dat hij het vast jammer vond dat ik zelf was weggerend, zodat hij niet had kunnen toekijken als ‘Twee’ weer daad bij het woord zou voegen. Hij had tranen in zijn ogen, arme Q.

Ik denk dat Q., op de momenten dat mijn hele systeem ervan overtuigd was dat hij het gewoon prima had gevonden wat er op dat volksfeest gebeurde (‘want anders zou je wel wat hebben gedaan’) en daarmee, in mijn beleving, ook prima vond wat ze me vroeger hebben aangedaan, alle boosheid kreeg die ik al tijdens het misbruik heb opgebouwd.

Ik was in het dagelijks leven eigenlijk nooit boos. Ik wist niet eens goed wat dat was, maar na dat volksfeest kreeg Q. een orkaan; Een steeds terugkerende orkaan, die aan sterkte won als ik werd getriggerd. Al Q’s gedrag werd op de gouden weegschaal van bevestiging gelegd en zodra die ook maar dreigde over te hellen naar de verkeerde kant, ontstak ik in woede.

Er waren momenten dat mijn hart brak als ik Q. pijn deed. Of zelfs als ik hem op dat moment geen pijn deed, maar terugkeek en wist dat ik dat wel gedaan had. Er waren momenten dat ik zachtheid en compassie voelde en me herinnerde waarom Q. en ik zulke goede vrienden waren, maar ik was te getraumatiseerd. Er was teveel pijn om te overschreeuwen.

Q. en ik hebben het heel hard geprobeerd. Het is tien jaar later. We zijn nog steeds vrienden. Vrienden met een handicap; Vrienden die een essentieel stuk missen, maar wel vrienden. Q. is zelfs de enige vriend uit mijn oorspronkelijke vriendengroep van toen met wie ik nog in die mate contact heb.

Ik ben inmiddels volwassen. Ik heb therapie gehad. Ik heb veel verwerkt. En met mijn hoofd ben ik heel goed gaan begrijpen wat er toentertijd is gebeurd. Ik ben gaan inzien hoe traumatisch het ook voor Q. moet zijn geweest. Ik ben gaan begrijpen dat het een hele normale reactie is op gevaar om te bevriezen en dat dat is wat Q. daar overkwam. Ik weet dat zijn gevoel van veiligheid in 1 klap werd weggevaagd toen de mijne zo onverwachts en zo ernstig werd bedreigd en ik weet ook dat mijn reacties na die tijd het er niet beter op hebben gemaakt voor hem.
Q. voelt zich schuldig.

Ik ben er niet trots op hoe ik heb gereageerd, maar ik weet tegelijkertijd ook dat ik niet anders zou hebben gekund. Toen niet.

Ik heb Q. verteld dat het me spijt hoe ik heb gereageerd. Ik heb hem verteld dat ik het begrijp. We hebben er over gepraat, wat ook voor hem beladen is, maar we misten nog steeds een essentieel stuk. Op de een of andere manier lukte het ons niet om dat terug te vinden.

Vorige week echter, na de Dag van het Misbruikte Kind, vielen er voor mij opeens heel wat dingen op zijn plaats. Het kwam onder andere door de lezing van Therese Evers; Het was geen nieuwe informatie die ik kreeg, maar de manier waarop en in die setting en hoe dingen doorwerkten, deed het hem voor mij. Mijn therapeute had laatst een mooie uitspraak: “Het gaat er om hoe de kwartjes vallen.” Dat is het precies.

Therese had het er over hoe schuldgevoel je beschermt tegen het uit elkaar vallen. Als je al hebt overleefd, is schuldgevoel onnodige ballast. Je hebt het niet meer nodig, want je gaat niet meer uit elkaar vallen.
Ik dacht aan wat mijn therapeute hier ook over gezegd had, dat kwam op hetzelfde neer.
Verder had Therese het over haar eigen boosheid, die zo extreem was, maar ‘gewoon’ haar systeem uit moest (knallen). Het herinnerde me aan mijn boosheid naar Q. toe.

Tijdens de workshop die ik volgde later op de dag ging het over vechten, vluchten en bevriezen. De trainer herhaalde iets wat ik hem eerder heb horen zeggen: “Iedereen bevriest. Het is normaal om te bevriezen”. Wist ik allang, maar het was fijn om het weer even te horen.

Gedurende de rest van de dag voelde ik me ontzettend verbonden. Verbonden met de mensen die er waren, maar ook verbonden met mijn hoofd en emoties, verbonden met mijn kwetsbaarheid. Het is prettig om op die manier verbinding te voelen. Ik wilde dat vasthouden.

Toen ik Q. die avond sprak, viel opeens alles op zijn plek. Met hem wilde ik me ook verbinden. Echt verbinden.
Voorheen begreep ik alleen maar wat er gebeurd was (met mijn hoofd), nu was ik bezig om het te integreren (in ons contact). De laatste stap zou aanvaarding worden.

Ik hoorde mezelf weer vertellen tegen Q. dat ik hem begreep, maar nu ook over hoe mijn boosheid me beschermde tegen het uit elkaar vallen. Ik zei hem dat ik me realiseerde dat hij de boosheid voor de daders gekregen had en dat ik als ik daar zonder oordeel en met zachtheid naar kijk, alleen maar de verklaring voor kan geven, dat ik me bij hem veilig genoeg voelde om steeds zo boos te zijn (en me toch ook steeds opnieuw probeerde te verbinden). Hoewel ik het me op dat moment niet realiseerde was iets in mijn systeem ervan overtuigd dat ik op hem veilig boos kon zijn, zonder dat er erge dingen zouden gebeuren.

Ik vertelde hem dat we samen in een trauma bewogen, wat we bleven herhalen, ook door het te vermijden en elkaar onbewust beletten om daaruit te komen. Onze vriendschap was nog steeds in overleef-modus. Het wordt tijd om weer te gaan leven. We hebben het namelijk allang overleefd. Het was heel erg. Maar het is voorbij. En na alles, alles wat er gebeurd is, zijn we nog steeds vrienden. We zoeken nog steeds de weg naar elkaar terug.

We hebben overleefd. We gaan niet meer uit elkaar vallen. Ons fundament is er nog. Het is nooit weggeweest. We mogen kiezen om het achter ons te laten. Net zoals ik met alles geloof dat je steeds opnieuw mag kiezen, geldt dat ook hiervoor. Ik wil opnieuw kiezen voor mijn vriendschap met Q; Een echte vriendschap, zonder handicap.

Ik heb samen met Q. gehuild en mijn emoties gevoeld, maar door alles heen voelde ik heel veel vertrouwen en zachtheid. Ik heb hem verteld dat ik hem niets meer kwalijk neem en ik voelde dat dat zo is.

We gaan het redden, Q en ik. Dat weet ik zeker.

Het doet nog steeds pijn wat er is gebeurd op dat volksfeest. En mij niet alleen, maar hem ook. Ik zie dat steeds in zijn ogen. Maar dat is wat er is is. Dat is wat er al steeds was, maar er is meer, zoveel meer.

Vergeving is een geschenk aan jezelf van loslaten omdat je bereid bent om je aandacht op mooie dingen te richten. Niet omdat het niet meer erg is wat er is gebeurd, want dat blijft het, maar omdat je niet meer bereid bent om het nog erger te laten worden. Een streep eronder.

In mijn geval was vergeving ook een geschenk aan een ander: Ik weet hoe erg het is om iets schokkends mee te maken en geen ruimte te krijgen om dat op een goede manier te verwerken. Ik weet hoeveel behoefte ik had aan zachtheid en compassie.
Is het dan niet aan mij om die zachtheid en compassie ook aan een ander te schenken?

6 gedachtes over “Vergeving

  1. Vergeving wil inderdaad niet zeggen dat wat de ander gedaan heeft goed te praten is. Het is en blijft fout wat er gebeurd is. Vergeving schenken betekent ook niet dat de schadelijke gevolgen van wat je is aangedaan/overkomen er niet zouden (mogen) zijn. Maar vergeving schenken zet je zelf vrij om opnieuw naar de toekomst te kijken. Je laat de haat niet toe, die bij niet vergeven op de loer ligt. Je zet de deur op een kier, om wat je is overkomen in al zijn facetten te kunnen doorleven, verwerken. Waardoor wonden mogen dichtgroeien. Misschien tot littekens, die heel soms nog kunnen jeuken.

    Het is zoals Fransicus van Assisi ons al geleerd heeft: laat mij begrijpen in plaats van begrepen te worden……

    Mooi dat je deze stappen hebt kunnen zetten! Wens je lieve vrienden toe, die ook jou begrijpen.

    Like

  2. Bedankt voor je mooie woorden. Ik ben het eens met wat je zegt. Bijzonder ook hoe je de woorden van Franciscus aanhaalt; Die zijn voor mij van grote waarde.

    Tot slot bedankt voor je lieve wens. Ik heb vertrouwen.

    Warme groet,
    Mariska

    Like

Plaats een reactie