Mijn oudste vriend

In mei ben ik begonnen met Aikido. Ik doe dat nu een poosje en vind het erg leuk. De belangrijkste motivatie om te beginnen, lag voor mij in mijn angst/weerstand om naar de grond te gaan. Aikido werkt met gewrichtsklemmen en technieken om je trainingspartner uit balans en naar de grond te brengen, dat is de kern. Als ik mijn angst wilde uitdagen, was dit een goede plek om dat te gaan doen.

Een van de belangrijkste drijfveren achter de dingen die ik doe, is altijd: “Ik ben bang, dus ik doe het.” Al op heel jonge leeftijd heb ik meer angst gekend dan ik vind dat iemand ooit in zijn leven hoort mee te maken. Het was terechte angst; Angst voor dingen die konden gebeuren en vaak ook werkelijk gebeurden, maar die nooit hadden mogen gebeuren.
Dit heeft ertoe geleid dat ik nu ik volwassen ben en uit de onveilige situatie, deze angst een beetje in mezelf heb verinnerlijkt, ondanks dat ik nu niet meer afhankelijk en onmachtig ben.

Ik zie mijn angst als een soort overbeschermende vriend die bij alles wat maar enigszins bedreigend lijkt, zichzelf opblaast en begint te roepen “Blijf uit de buurt!” mij onderwijl terugloodsend naar waar we vandaan kwamen. Het is goed bedoelt, dat weet ik, maar het is toch ook wel een beetje irritant. Bovendien is het onnodig. En ik wil vooruit, verdorie!

Eigenlijk wil ik niet meer bang zijn. Het is een vervelend gevoel: Mijn hart gaat snel kloppen. Ik voel een steen in mijn buik. Mijn ademhaling gaat hoog, of ik stop helemaal met ademen. Mijn lijf voelt gespannen. Soms word ik bijna bang voor de angst.

Nu heb ik een aantal dingen ontdekt:

‘Mijn vriend Angst’ geeft om mijn veiligheid.
‘Mijn vriend Angst’ laat zich geruststellen als blijkt dat ik veilig was.
‘Mijn vriend Angst’ wil graag met me samenwerken om te zorgen dat ik veilig ben.
‘Mijn vriend Angst’ vindt het moeilijk om helemaal weg te gaan als ik iets engs doe, maar het lukt hem om wat meer op een afstandje te gaan staan als ik laat zien dat ik de confrontatie met wat eng is, prima zelf aan kan.
Ik heb zelfs gemerkt dat het ‘mijn vriend Angst’ lukt om een volgende keer wat meer op een afstandje plaats te nemen als er al een aantal succeservaringen zijn geweest.

Angst is een datapunt. Het hoort sowieso bij het leven in het algemeen en het hoort in belangrijke mate bij mijn leven nu. Daar zijn logische verklaringen voor. Ik kan dat wel vervelend gaan vinden, maar daar wordt het niet anders van. Ik moet werken met wat is.

Ik heb geleerd dat ‘mijn vriend Angst’ altijd hard begint te schreeuwen bij dingen die nieuw voor me zijn, dingen die tegengesteld zijn aan de dingen die ik geleerd heb en bij dingen die me doen denken aan vroeger.

Ik weet ook dat ik van nieuwe dingen hou. Dat ik blij word van dingen proberen. Dat ik het leuk vind om te spelen. Dat ik graag leer.
Ik weet ook dat niet alles wat ik geleerd heb, me geleerd is door goede leraren en middels prettige ervaringen en dat dat niet de dingen zijn die de rode draad van mijn leven mogen bepalen; dat tegengestelde ervaringen dan juist meer dan welkom zijn.
Verder weet ik dat de dingen die me doen denken aan vroeger alleen maar een signaal zijn die benadrukken dat ik in het nu een kans heb om dingen anders te doen nu ik niet langer onmachtig ben en klein.

Daarom “Ik ben bang, dus ik doe het”.

Inmiddels zit ik al bijna een half jaar op Aikido. Het is al lang niet meer eng om naar de grond te gaan. Ook nabijheid (nog zoiets wat ik eng vind) wordt steeds minder beladen. Door de wisselende samenstelling tijdens onze lessen, trek ik soms iemand tegen me aan wiens naam ik niet eens weet. En dat is prima.


‘Mijn vriend Angst’ loopt nog altijd met me mee de dojo in waar hij om zich heen kijkt, de onbekende personen en elementen registreert, zijn schouders ophaalt en dan even naar me glimlacht, terwijl ik plaatsneem op de mat. Angst is een datapunt. Ik glimlach terug. “Het is ok”.  Hij weet dat het waar is en vertrekt.

Zoek je grenzen op

scalingforcelimits
Bron: Scaling Force (R. Miller + L.A. Kane)

Gisteren deed ik iets heel engs. Iets heel, heel, heel engs; Ik had namelijk een zelfverdedigingstraining (wat op zich al veel dingen doen die ik eng vind is) en een groot deel van de tijd was ik geblinddoekt. (Ja, echt!)
Dat heeft voordelen: Minder nadenken en meer voelen. Minder hoofd en meer lijf. Efficiënter reageren. Meer van die dingen.
Maar: Eng!

Mensen houden er niet zo van om niet te kunnen zien; een zintuig op te geven en daarmee (een idee van) controle. Voor slachtoffers van seksueel geweld is dit, om voor de hand liggende redenen, nog sterker. Voor mij? Oeff! Ik heb slechte ervaringen met geblinddoekt zijn. Slechte ervaringen met niet kunnen zien, maar vooral wel goed kunnen voelen. Met niet kunnen anticiperen wat er op me afkomt. Met straf krijgen voor schrikreacties die ik in die setting moeilijker kon voorkomen. Met een totaal gebrek aan controle. Volledige machteloosheid.

Geblinddoekt zijn stond niet op mijn Bucketlist. Ook niet ergens onderaan.

Toch leek het me een goed idee om dit te gaan doen. Alles wat je met deze manier van trainen kunt leren, had ik te leren. En meer:

Ik had ook te leren (steeds opnieuw, zolang als dat nog nodig is) hoe veilig een situatie kan zijn waarin ik regie heb; ik bepaal en ik kan stoppen wanneer ik dat wil.

Ik had wederom te leren dat iets eng is en ik het toch kan doen.

En toen voelen mijn voornaamste middel werd om informatie te krijgen over de situatie (Waar is de ander? Wat gaat hij doen? Wat kan ik doen?), kon ik niet als reactie uit contact  gaan; ook niet als het eng was (juist niet). Uit contact betekende namelijk geen informatie. Het betekende dat ik niet wist waar de ander was, niet wist wat het beste voor mij was om te doen en dat mijn mogelijkheden beperkt werden. Ik ‘moest’ dus veiligheid zoeken in contact, in nabijheid, in lichamelijkheid. Ik ‘moest’ mijn geconditioneerde coping en mijn voorkeursreacties die hardnekkig hun hoofd opsteken als ik maar bang genoeg ben, overboord gooien en het anders doen.
Dus dat deed ik.

En nu komt het:

Ik ging niet dood
Het was eigenlijk heel leuk.

Natuurlijk was het ook nog eng. Dat bleef. Maar al die onnodige balast; het denken, de verwachtingen, het me schrap zetten, mijn adem inhouden… Dat kon ik allemaal los gaan laten, want het werkte niet.

En toen kwam er ruimte voor wat wel werkte:
Alleen maar voelen.
Voelen en improviseren.

Zoals een kind speelt;

Natuurlijk was dat leuk!

Tegenslagen

“You may encounter many defeats, but you must not be defeated”
Maya Angelou

 

Tegenslagen horen bij het leven. Op sommige dagen is het gewoon shit. Dat mag. Dat kan. En het gaat ook weer over.

Mensen met een (jeugd)trauma vinden het vaak erg lastig om te accepteren dat emoties als boosheid, angst en verdriet ook gewoon bij het leven horen, dat dat ook niets met het trauma te maken kan hebben. Omdat ze nog jong waren ten tijde van het ontstaan van het trauma en het ook nog eens veel emoties bij ze oproept (die ze misschien niet makkelijk aan andere dingen kunnen koppelen), wordt het lastig om onderscheid te maken tussen deze traumagerelateerde emoties en de normale emoties uit het dagelijks leven. Het voelen van bepaalde emoties raakt verstrengeld met elementen van het trauma. Zo kan het bijvoorbeeld moeilijk zijn om een situatie te verdragen die een milde angst oproept, omdat het ervaren van die gevoelens, doet denken aan de doodsangst die bij het trauma hoort. Je kunt je voorstellen dat het op deze manier erg lastig wordt om dingen te ondernemen die buiten je comfortzone vallen. Ironisch genoeg zijn het juist die dingen die buiten je comfortzone vallen, die maken dat je kunt groeien en je kunt ontwikkelen; de dingen die zorgen dat je je leven kunt veranderen. Het is daarom heel belangrijk om je niet door je gevoelens te laten weerhouden om de dingen te doen die goed voor je zijn.

Ik zeg het daarom nog maar eens: Emoties zijn normaal. Emoties horen bij het leven.

Het is ok om boos te zijn.
Het is ok om bang te zijn.
Het is ok om verdrietig te zijn.
Het is zelfs ok om het even allemaal niet precies te weten.

Soms weet ik het zelf ook allemaal even niet zo goed.
Om eens heel openhartig te zijn: Vandaag is bijvoorbeeld zo’n dag.
Het is allemaal pfft.
En nou ja, dat is dan maar zo. Het mag best even shit zijn.
En misschien is het zelfs wel wat langer dan even. Ik geloof erin dat het wel weer beter wordt. Niet omdat ik het einde van de tunnel kan zien en ook niet omdat ik zoveel goede ervaringen heb waar ik uit kan putten en mezelf mee op kan peppen, maar omdat ik wil dat het beter wordt. Ik denk dat alles staat of valt met wat je wilt. Mindset.

Toen het eens echt niet goed met me ging, zei iemand tegen me: “Huil maar, breek maar. Van de stukken maak je wel weer wat je nodig hebt.”

Ik geloof dat dat het is: Tegenslagen horen bij het leven, maar verslagen worden is een keuze.

Wat ik deed toen het niet makkelijk was

Afgelopen vrijdag was ik bij Aikido. Het was voor het eerst in ruim twee weken dat ik er weer was en ik moest van ver komen. (Ik heb het dan niet over de kilometers die ik moest reizen om bij de dojo te komen, maar over de stappen die ik moest zetten om weer te gaan trainen).

Het is een zware, op veel verschillende gebieden belastende, tijd voor me geweest. De laatste keer dat ik bij Aikido was voor vrijdag, was de avond voordat ik een ingrijpend medisch onderzoek had. Het onderzoek, een MRI-scan, stelde op zich eigenlijk niet zoveel voor. Het was dat wat het bij me opriep, wat het zo zwaar maakte: Ik hou niet van kleine ruimtes. Ik hou nog minder van kleine ruimtes waaruit ik niet direct weg kan. De laatste keer dat iemand me vertelde dat ik heel stil moest blijven liggen, was ik in levensgevaar. Alle keren in mijn leven dat ik werd vastgemaakt, werden gevolgd door gebeurtenissen waarbij scenes uit horrorfilms verbleken…
Deze hersenscan, gefixeerd liggend in een kleine tunnel, met het advies om vooral niet te bewegen, stond niet bepaald op mijn lijst met favoriete activiteiten.

Ondanks dat het niet heel erg relevant is voor wat ik eigenlijk wil schrijven, stel ik me zo voor dat jullie je afvragen hoe het uiteindelijk gegaan is, dus daarom zal ik daar kort iets over zeggen:

Ik ben ervan overtuigd dat het geen zin heeft om dingen te vermijden die vervelend, maar ook noodzakelijk zijn. Op korte termijn lijkt dat misschien de beste oplossing; Het is op dat moment in ieder geval het makkelijkst, maar op langere termijn betekent het in het beste geval alleen dat je het probleem verplaatst en in het slechtste geval krijg je er een probleem bij.

Vermijden was dus niet de strategie die ik koos. Dit moest gebeuren, prima, maar dan wel op mijn voorwaarden; Wel op een manier dat ik me zo veilig mogelijk kon voelen.

Ik heb de laboranten verteld over mijn jeugd, alleen dat wat relevant was voor het onderzoek; De feiten zonder me erin te verliezen: Slachtoffer van ernstig seksueel kindermisbruik, vastgebonden, angst voor kleine ruimtes. “Ja, ik weet waar ik aan begin, maar dit is wel heel moeilijk voor me”.

De laboranten waren geweldig: Ze namen de tijd en vertelden me precies wat er ging gebeuren. Ze lieten me voelen dat de regie bij mij was, ten alle tijde. Alles wat volgde mocht mijn keuze zijn. Ik werd voorzichtig vastgemaakt in de nek- en hoofdklem en vervolgens weer helemaal losgemaakt, omdat ik mocht voelen dat dat kon zodra ik er om vroeg. Daarna werd ik pas weer vastgemaakt toen ik ze zelf vroeg me weer vast te maken. Ik kreeg een belletje mee waar ik op kon drukken in geval van nood, mocht mijn eigen muziek luisteren, iets in mijn handen houden dat me een veilig gevoel gaf, kreeg het advies om mijn ogen dicht te houden en aan iets veiligs te denken en werd letterlijk vastgehouden door een van de laboranten totdat ik in de tunnel verdween.

Het onderzoek duurde veertig minuten en was niet leuk. Ik moest mezelf er soms letterlijk aan herinneren dat ik gewoon mocht ademhalen en dat er dan niets ergs zou gebeuren. Dat was er. (En dat was letterlijk verstikkend, want soms vergat ik het) Maar wat er ook was, was de wetenschap dat ik gekozen had om daar op dat moment te zijn; Dat ik ieder moment een andere keuze kon maken en dat ik op een plek was met lieve, begripvolle mensen die dat zouden respecteren. Het kon er naast elkaar zijn: De angst naast de wetenschap veilig te zijn.

En net als met alles, zelfs de meest heftige emoties, de meest erge gebeurtenissen, gingen die veertig minuten uiteindelijk ook voorbij en was ik klaar; Dat verschrikkelijke onderzoek waar ik zo tegenop had gezien was voorbij en ik had het uiteraard ‘gewoon’ en ook zonder kleerscheuren, overleefd.

Het zou een succes-verhaal zijn geweest als er niet later die dag iets heel vervelends gebeurde. Het onderzoek had al mijn energie gekost en ik was kwetsbaar.
Ik vóelde me niet alleen kwetsbaar, ik straalde het kennelijk ook uit, met als gevolg dat iemand enorm (en op een niet acceptabele manier) over mijn grenzen ging. Hoewel dat op dat moment zo overweldigend was dat ik het niet kon voelen, omdat ik de verbinding met mezelf verloor, merkte ik later dat ik toen in stukken gevallen ben. En als dat gebeurt is het moeilijk om de stukken weer bij elkaar te vinden, in elkaar te passen en te lijmen.

Het liefst wilde ik me verstoppen.

En dat had ik kunnen doen…

Behalve dat ik wist dat dat niet zou werken; Dat dat geen oplossing is. Het is ‘oud’ en ineffectief gedrag. Bovendien is het onrechtvaardig: Waarom zou ik me moeten verstoppen als anderen mij pijn doen? Gedrag is de verantwoordelijkheid van degene die het gedrag kiest. Ik draag geen enkele verantwoordelijkheid voor wat er gebeurde. Ik wilde dit niet. Ik deed niets om het te veroorzaken. Het had niet mogen gebeuren.

Ik heb zo’n wijs hoofd… Ik heb al zoveel mogen leren… Maar dat gévoel! Het was absoluut niet makkelijk. Het ís niet makkelijk. Toch begint het, zoals ik al eerder schreef, met het besluit om niet gevangen te zijn. Het begint met jezelf toestemming geven om te overwinnen.

Ik ben twee weken niet naar Aikido geweest, omdat ik bang was voor nabijheid. Ik was bang dat de sport die ik zo geweldig vind, niet meer leuk zou zijn, dat anderen daar zouden merken hoe gebroken ik was omdat ik in stukken uit elkaar zou vallen als ik tegen de grond word geklemd.

Ik wilde zo graag naar Aikido gaan. -Maar nog liever niet. Ik dacht er over om mijn hoofdsensei (die ik vertrouw en respecteer) te vertellen over mijn geschiedenis, over mijn dilemma van dit moment, maar dat wilde ik eigenlijk ook weer niet. De overwinningen zouden dan niet meer echt van mij zijn en ik wilde niet worden behandeld alsof ik kwetsbaar ben, omdat het afbreuk zou doen aan hoe sterk ik me daar kan voelen.

Steeds twee keuzes; Ik wist gewoon niet welke de beste was: Ik kon het niet vertellen om het vervolgens weer te ‘onvertellen’ als dat niet de juiste keuze bleek. Ik kon niet gaan en alles in elkaar laten knallen of heel hard te gaan huilen ofzo om dat vervolgens weer terug te nemen.

Ja of nee?
Ja?
Of nee?

Ik miste Aikido verschrikkelijk. En wat ik nóg meer miste was mijn gewoonte van bang zijn en toch doen. Ik werd bang dat ik als ik lang genoeg niet zou gaan, ik misschien wel nooit meer zou gaan en om dat te voorkomen zocht ik naar middelen om mezelf in ieder geval te blijven bewegen. Ik kocht mijn Aikido-pak (“Ja ik ben nu nog bang, maar zo committeer ik me wel, want dit is wat ik wil. Ik weet nog niet wanneer, maar ik moet nu wel weer gaan”)

Uiteindelijk was het dus heel eenvoudig om te gaan
(ik hoefde het alleen maar te doen):
Mijn dochter werd te logeren gevraagd en ik had gelegenheid om te gaan, dus ging ik.
De magie van bang zijn en het toch doen, ligt vooral in het ‘toch doen’- stuk. Op de hoge duikplank staan en springen, zonder te weten hoe je je voelt tijdens de sprong en wanneer je het water raakt en misschien zelfs erna…
(Ik wist zelfs al dat ik dit kon. Ik heb het immers al zo vaak gedaan)

Dus ik ging.

En terwijl ik onderweg was (door omstandigheden ook nog eens te laat, waardoor er een nog grotere drempel was om te gaan, waar ik doorheen ging, want ik had immers besloten te gaan), begon me duidelijk te worden dat het dilemma dat ik had niet zo binair en ook niet zo absoluut was als het steeds voor me gevoeld had:

Als het  namelijk werkelijk verschrikkelijk zou zijn daar, als ik werkelijk zo bang zou zijn dat ik weer een beetje uit elkaar zou vallen als iemand me tegen de grond klemt, dan zou ik, zodra ik me daartoe in staat voel weg kunnen (want de situatie is ten alle tijde veilig, ongeacht of die voor mij ook veilig voelt) en dat zou alleen maar ‘te laat’ zijn als ik zelf zou besluiten dat het dat was. En als aikido werkelijk zo belangrijk voor me is als het steeds voelde, zou ik wel een manier vinden om het uit te leggen/op te lossen/ weer hanteerbaar te maken als er zoiets zou gebeuren. Hoeveel zou er dan werkelijk nog verloren zijn?

En misschien zou het inderdaad allemaal verschrikkelijk zijn en zou ik wellicht wat illusies kwijt raken over Aikido, over mezelf, over de mensen daar en over mijn gevoel van veiligheid, maar dat hoeft niet perse slecht te zijn. Het zou ook kunnen betekenen dat ik leer dat ik het best kan verdragen als het eens wat minder is.

Toen ik de dojo binnenkwam, voor het eerst in pak en ‘one of the guys’ en wachtte op toestemming van Sensei om de mat op te mogen, realiseerde ik me dat ik vooral bang was geweest voor de angst.

Het engste wat er die avond gebeurde;  Sensei die onaangekondigd de band van mijn Aikido-pak lostrok (het equivalent van iemand die spontaan je trui uittrekt) om die opnieuw te knopen (jullie weten mijn ‘ding’ met ‘vastmaken’ nog he?), was iets dat ik niet van tevoren had kunnen voorzien en ook iets dat ik, hoewel mijn hart even heel snel ging slaan, prima kon verdragen.

Het was leuk op de mat!
Het was, hoewel ik er in zoveel opzichten zo weinig van bakte (tja, beginner…), geweldig om weer terug te zijn.

De angst was niet opeens weg, maar dat hoeft ook niet:
Ik kwam er achter dat het niets uitmaakt dat mijn (nu weer wat sterkere) angst om naar de grond te gaan te maken heeft met overgave & nabijheid en niet zozeer met het feit dat ik mijn nek kan breken. Angst is angst.

Angst hoort bij Aikido. Angst hoort bij het leven

Zolang ik maar rol, komt alles best goed.