Afgelopen vrijdag was ik bij Aikido. Het was voor het eerst in ruim twee weken dat ik er weer was en ik moest van ver komen. (Ik heb het dan niet over de kilometers die ik moest reizen om bij de dojo te komen, maar over de stappen die ik moest zetten om weer te gaan trainen).
Het is een zware, op veel verschillende gebieden belastende, tijd voor me geweest. De laatste keer dat ik bij Aikido was voor vrijdag, was de avond voordat ik een ingrijpend medisch onderzoek had. Het onderzoek, een MRI-scan, stelde op zich eigenlijk niet zoveel voor. Het was dat wat het bij me opriep, wat het zo zwaar maakte: Ik hou niet van kleine ruimtes. Ik hou nog minder van kleine ruimtes waaruit ik niet direct weg kan. De laatste keer dat iemand me vertelde dat ik heel stil moest blijven liggen, was ik in levensgevaar. Alle keren in mijn leven dat ik werd vastgemaakt, werden gevolgd door gebeurtenissen waarbij scenes uit horrorfilms verbleken…
Deze hersenscan, gefixeerd liggend in een kleine tunnel, met het advies om vooral niet te bewegen, stond niet bepaald op mijn lijst met favoriete activiteiten.
Ondanks dat het niet heel erg relevant is voor wat ik eigenlijk wil schrijven, stel ik me zo voor dat jullie je afvragen hoe het uiteindelijk gegaan is, dus daarom zal ik daar kort iets over zeggen:
Ik ben ervan overtuigd dat het geen zin heeft om dingen te vermijden die vervelend, maar ook noodzakelijk zijn. Op korte termijn lijkt dat misschien de beste oplossing; Het is op dat moment in ieder geval het makkelijkst, maar op langere termijn betekent het in het beste geval alleen dat je het probleem verplaatst en in het slechtste geval krijg je er een probleem bij.
Vermijden was dus niet de strategie die ik koos. Dit moest gebeuren, prima, maar dan wel op mijn voorwaarden; Wel op een manier dat ik me zo veilig mogelijk kon voelen.
Ik heb de laboranten verteld over mijn jeugd, alleen dat wat relevant was voor het onderzoek; De feiten zonder me erin te verliezen: Slachtoffer van ernstig seksueel kindermisbruik, vastgebonden, angst voor kleine ruimtes. “Ja, ik weet waar ik aan begin, maar dit is wel heel moeilijk voor me”.
De laboranten waren geweldig: Ze namen de tijd en vertelden me precies wat er ging gebeuren. Ze lieten me voelen dat de regie bij mij was, ten alle tijde. Alles wat volgde mocht mijn keuze zijn. Ik werd voorzichtig vastgemaakt in de nek- en hoofdklem en vervolgens weer helemaal losgemaakt, omdat ik mocht voelen dat dat kon zodra ik er om vroeg. Daarna werd ik pas weer vastgemaakt toen ik ze zelf vroeg me weer vast te maken. Ik kreeg een belletje mee waar ik op kon drukken in geval van nood, mocht mijn eigen muziek luisteren, iets in mijn handen houden dat me een veilig gevoel gaf, kreeg het advies om mijn ogen dicht te houden en aan iets veiligs te denken en werd letterlijk vastgehouden door een van de laboranten totdat ik in de tunnel verdween.
Het onderzoek duurde veertig minuten en was niet leuk. Ik moest mezelf er soms letterlijk aan herinneren dat ik gewoon mocht ademhalen en dat er dan niets ergs zou gebeuren. Dat was er. (En dat was letterlijk verstikkend, want soms vergat ik het) Maar wat er ook was, was de wetenschap dat ik gekozen had om daar op dat moment te zijn; Dat ik ieder moment een andere keuze kon maken en dat ik op een plek was met lieve, begripvolle mensen die dat zouden respecteren. Het kon er naast elkaar zijn: De angst naast de wetenschap veilig te zijn.
En net als met alles, zelfs de meest heftige emoties, de meest erge gebeurtenissen, gingen die veertig minuten uiteindelijk ook voorbij en was ik klaar; Dat verschrikkelijke onderzoek waar ik zo tegenop had gezien was voorbij en ik had het uiteraard ‘gewoon’ en ook zonder kleerscheuren, overleefd.
Het zou een succes-verhaal zijn geweest als er niet later die dag iets heel vervelends gebeurde. Het onderzoek had al mijn energie gekost en ik was kwetsbaar.
Ik vóelde me niet alleen kwetsbaar, ik straalde het kennelijk ook uit, met als gevolg dat iemand enorm (en op een niet acceptabele manier) over mijn grenzen ging. Hoewel dat op dat moment zo overweldigend was dat ik het niet kon voelen, omdat ik de verbinding met mezelf verloor, merkte ik later dat ik toen in stukken gevallen ben. En als dat gebeurt is het moeilijk om de stukken weer bij elkaar te vinden, in elkaar te passen en te lijmen.
Het liefst wilde ik me verstoppen.
En dat had ik kunnen doen…
Behalve dat ik wist dat dat niet zou werken; Dat dat geen oplossing is. Het is ‘oud’ en ineffectief gedrag. Bovendien is het onrechtvaardig: Waarom zou ik me moeten verstoppen als anderen mij pijn doen? Gedrag is de verantwoordelijkheid van degene die het gedrag kiest. Ik draag geen enkele verantwoordelijkheid voor wat er gebeurde. Ik wilde dit niet. Ik deed niets om het te veroorzaken. Het had niet mogen gebeuren.
Ik heb zo’n wijs hoofd… Ik heb al zoveel mogen leren… Maar dat gévoel! Het was absoluut niet makkelijk. Het ís niet makkelijk. Toch begint het, zoals ik al eerder schreef, met het besluit om niet gevangen te zijn. Het begint met jezelf toestemming geven om te overwinnen.
Ik ben twee weken niet naar Aikido geweest, omdat ik bang was voor nabijheid. Ik was bang dat de sport die ik zo geweldig vind, niet meer leuk zou zijn, dat anderen daar zouden merken hoe gebroken ik was omdat ik in stukken uit elkaar zou vallen als ik tegen de grond word geklemd.
Ik wilde zo graag naar Aikido gaan. -Maar nog liever niet. Ik dacht er over om mijn hoofdsensei (die ik vertrouw en respecteer) te vertellen over mijn geschiedenis, over mijn dilemma van dit moment, maar dat wilde ik eigenlijk ook weer niet. De overwinningen zouden dan niet meer echt van mij zijn en ik wilde niet worden behandeld alsof ik kwetsbaar ben, omdat het afbreuk zou doen aan hoe sterk ik me daar kan voelen.
Steeds twee keuzes; Ik wist gewoon niet welke de beste was: Ik kon het niet vertellen om het vervolgens weer te ‘onvertellen’ als dat niet de juiste keuze bleek. Ik kon niet gaan en alles in elkaar laten knallen of heel hard te gaan huilen ofzo om dat vervolgens weer terug te nemen.
Ja of nee?
Ja?
Of nee?
Ik miste Aikido verschrikkelijk. En wat ik nóg meer miste was mijn gewoonte van bang zijn en toch doen. Ik werd bang dat ik als ik lang genoeg niet zou gaan, ik misschien wel nooit meer zou gaan en om dat te voorkomen zocht ik naar middelen om mezelf in ieder geval te blijven bewegen. Ik kocht mijn Aikido-pak (“Ja ik ben nu nog bang, maar zo committeer ik me wel, want dit is wat ik wil. Ik weet nog niet wanneer, maar ik moet nu wel weer gaan”)
Uiteindelijk was het dus heel eenvoudig om te gaan
(ik hoefde het alleen maar te doen):
Mijn dochter werd te logeren gevraagd en ik had gelegenheid om te gaan, dus ging ik.
De magie van bang zijn en het toch doen, ligt vooral in het ‘toch doen’- stuk. Op de hoge duikplank staan en springen, zonder te weten hoe je je voelt tijdens de sprong en wanneer je het water raakt en misschien zelfs erna…
(Ik wist zelfs al dat ik dit kon. Ik heb het immers al zo vaak gedaan)
Dus ik ging.
En terwijl ik onderweg was (door omstandigheden ook nog eens te laat, waardoor er een nog grotere drempel was om te gaan, waar ik doorheen ging, want ik had immers besloten te gaan), begon me duidelijk te worden dat het dilemma dat ik had niet zo binair en ook niet zo absoluut was als het steeds voor me gevoeld had:
Als het namelijk werkelijk verschrikkelijk zou zijn daar, als ik werkelijk zo bang zou zijn dat ik weer een beetje uit elkaar zou vallen als iemand me tegen de grond klemt, dan zou ik, zodra ik me daartoe in staat voel weg kunnen (want de situatie is ten alle tijde veilig, ongeacht of die voor mij ook veilig voelt) en dat zou alleen maar ‘te laat’ zijn als ik zelf zou besluiten dat het dat was. En als aikido werkelijk zo belangrijk voor me is als het steeds voelde, zou ik wel een manier vinden om het uit te leggen/op te lossen/ weer hanteerbaar te maken als er zoiets zou gebeuren. Hoeveel zou er dan werkelijk nog verloren zijn?
En misschien zou het inderdaad allemaal verschrikkelijk zijn en zou ik wellicht wat illusies kwijt raken over Aikido, over mezelf, over de mensen daar en over mijn gevoel van veiligheid, maar dat hoeft niet perse slecht te zijn. Het zou ook kunnen betekenen dat ik leer dat ik het best kan verdragen als het eens wat minder is.
Toen ik de dojo binnenkwam, voor het eerst in pak en ‘one of the guys’ en wachtte op toestemming van Sensei om de mat op te mogen, realiseerde ik me dat ik vooral bang was geweest voor de angst.
Het engste wat er die avond gebeurde; Sensei die onaangekondigd de band van mijn Aikido-pak lostrok (het equivalent van iemand die spontaan je trui uittrekt) om die opnieuw te knopen (jullie weten mijn ‘ding’ met ‘vastmaken’ nog he?), was iets dat ik niet van tevoren had kunnen voorzien en ook iets dat ik, hoewel mijn hart even heel snel ging slaan, prima kon verdragen.
Het was leuk op de mat!
Het was, hoewel ik er in zoveel opzichten zo weinig van bakte (tja, beginner…), geweldig om weer terug te zijn.
De angst was niet opeens weg, maar dat hoeft ook niet:
Ik kwam er achter dat het niets uitmaakt dat mijn (nu weer wat sterkere) angst om naar de grond te gaan te maken heeft met overgave & nabijheid en niet zozeer met het feit dat ik mijn nek kan breken. Angst is angst.
Angst hoort bij Aikido. Angst hoort bij het leven
Zolang ik maar rol, komt alles best goed.